top of page

“Ik koop niets uit China, om onze producenten beter te steunen”

Olivier Dallemagne maakt zich zorgen over de softe en verdeelde houding tegenover de economische aanvallen op onze lokale producenten. De directeur van CEGES, een groothandel in diepvriesvoedsel met berouw over de eigen globaliseringsstappen ziet niettemin hoopvolle tekenen, onder meer in de talenten van onze ondernemers. Een interview.

ree

“Wat me 's nachts wakker houdt is niet Trump of kunstmatige intelligentie. Wel de zwakheid van Europa. ” Natuurlijk is zijn slapeloosheid niet echt de reden waarom de baas van CEGES in de marge van het Gondola Foodservice Congres nu toch spreekt en geen blad voor de mond neemt. Olivier Dallemagne komt zelden in de media en dat alleen al maakt zijn optreden vermeldenswaardig. Hij geeft toe dat hij zich, behalve de uitdagingen eigen aan de sector, vooral zorgen maakt over de tanende invloed van de Europese Unie op het wereldtoneel. Het is een sterke maar vooral een verbindende bekentenis en een oproep tot collectieve actie.


Voor deze Belgische bedrijfsleider heeft ons continent geen tekort aan middelen of talent. Aan de andere kant zijn politieke moed en strategische duidelijkheid veel zeldzamer. “Het is genoeg om de Fransen aan te vallen over hun wijn, de Italianen over hun pasta, de Belgen over hun chips en chocolade, om Europa te doen zwichten. ”


Tegenover de assertieve macht van de Verenigde Staten, China en Rusland heeft de Europese Unie moeite om met één stem te spreken. En de klacht van de managing director van CEGES is lang niet abstract, maar schetst de tastbare gevolgen: desindustrialisering, strategische afhankelijkheid en verlies van aantrekkingskracht.


Zijn toespraak was niet nostalgisch bedoeld. Het pleit ook niet voor economisch isolationisme of om ons nationalistisch op onszelf terug te trekken. Hij streeft naar duidelijke economische soevereiniteit: produceer wat je lokaal kunt, importeer wat je nodig hebt, maar behoud de controle over de waardeketen.


Een gebrek aan resolute politieke keuzes


Hij zou ook graag een vermindering van de bureaucratie zien en bij onze politici wat meer visie op de industrie. Hij geeft toe dat hij zich ook ergert aan de buitensporige Europese regelgeving, vooral als ze ten koste gaat van onze daadkracht. Hij dringt er bij politieke besluitvormers op aan om duidelijke keuzes te maken: identificeer twee of drie belangrijke industriële prioriteiten en investeer daar massaal in om een echt hefboomeffect te creëren.


Zijn carrière en zakelijke beslissingen maken Olivier Dallemagne tot een man van het terrein die niet vleit of verwijten maakt maar voorstellen doet. “Er is nog tijd om de juiste keuzes te maken. En het begint allemaal met wat we besluiten te kopen, verkopen en ondersteunen.” Een essentieel recept voor een Europese industrie die meester blijft over haar eigen lot.


Olivier Dallemagne nodigt niet alleen politici maar ook burgers uit om het Europese project opnieuw naar zich toe te trekken, in het bijzonder door lokale bedrijven en continentale knowhow te promoten. “Het is hoog tijd voor Europa om wakker te worden”, verklaarde hij onomwonden. “Klagen over de excessen van de Verenigde Staten volstaat niet. We moeten actie ondernemen. En die actie begint voor onze deur. Meer dan 90% van de Belgische industrie bestaat uit kmo’s. Hier ligt de toekomst. ” Doorgeven, ondersteunen, begeleiden. Het hoofd van CEGES is nog geen 60 maar besteedt almaar meer energie aan het helpen van jonge ondernemers bij hun start, bij overnames en om waarde te creëren. “En als ik ze tijd kan laten besparen door ze over mijn eigen fouten te vertellen, is dat nog beter. ”


ree


De trend van ‘minder maar beter’


Vanuit zijn positie als groothandelaar ziet het hoofd van CEGES ook transformatieve trends, niet in de geopolitiek, maar bij de consument. Met een verschuiving naar wat hij minder maar beter noemt.


“We willen niet langer een biefstuk van 300 gram. We eten liever maar de helft daarvan maar dan wel uitstekend”, stelt Olivier Dallemagne vast. “Die trend naar minder maar beter vinden we in alle leeftijdsgroepen maar vooral onder jongeren en er blijkt een streven uit naar betekenis en gezondheid via voeding. ”


De financiële middelen blijven wel ongelijk verdeeld. “Helaas is er een polarisatie tussen degenen die goed eten en degenen die zich dat niet kunnen veroorloven. Er is nog steeds - en dat zal altijd zo blijven - een deel van de bevolking dat alleen ultraverwerkte producten van inferieure kwaliteit kan kopen. ”


Tegelijk stelt CEGES een uitgesproken interesse voor smaken uit de hele wereld vast. Dat komt in conflict met de ambitie om gedelokaliseerde activiteiten terug te halen, maar er is een oplossing voor. "Mensen willen reizen, maar ze willen ook verantwoord consumeren. Het is mijn taak om aan die vraag te voldoen met producten die overal ter wereld inspiratie halen, maar hier worden gemaakt. ”, legt hij uit. "Ik ga geen matchathee verbouwen in België. Maar al het andere in het recept kan Europees zijn.


Een smaakje van elders, hier geproduceerd


In zijn distributiebedrijf wijst Olivier Dallemagne bijvoorbeeld alle goedkope aankopen uit China van de hand. Het is een beslissing die hij verdedigt, zelfs in de keuze van de goodies voor zijn werknemers. “Ik heb tegen mijn teams gezegd: ik heb liever een rugzak die in Portugal is gemaakt, ook al kost die drie keer zoveel. ” De groothandelaar in diepvriesproducten heeft niet geaarzeld om hetzelfde te doen met zijn leveranciers. “Ik zei dat ze moesten stoppen met die onzin van Chinese gadgets. Integreer de prijs in het product en bied de consument een betere deal. Dat is duurzamer. ”


Afgezien van de retoriek wordt deze regionale positionering weerspiegeld in de structuur van het CEGES-bedrijfsmodel. “Als een kleine Belgische producent me een diepvriesproduct voorstelt, reik ik hem de hand. We kijken dan wat we samen kunnen doen”, zegt de Managing Director. Op haar niveau doet de onderneming dat ook door in haar distributiekanalen voorrang te geven aan Europese producenten. Gedelokaliseerde productie terughalen is niet alleen een kwestie van ‘made in Belgium’. Het moet zich uitstrekken tot alles wat redelijkerwijs toegankelijk is in Europa. “Ik ben bereid om 500 of zelfs 1.500 kilometer te reizen voor een kwaliteitsproduct. We kunnen intelligent werken op continentale schaal”, geeft hij toe.


Als het gaat om klimaatkwesties is Olivier Dallemagne een voorstander van een ecologie van het gezond verstand, geleid door economisch realisme. “Als je een directeur van een bedrijf bent en je weet niets over het klimaat, dan is dat een enorme fout. Het klimaat raakt aan alles. Ecologie is daarom een essentiële economische variabele. ”


Tussen ecologische aspiraties, economische druk en vernieuwingsdrang moet de Europese voedingssector zichzelf snel heruitvinden. “Deze tijd vraagt om wendbaarheid: meegaan met wereldwijde trends met behoud van de lokale consistentie. Dat is niet gemakkelijk. Maar het kan. En het is de manier terug te keren naar duurzame consumptie. “De toekomst is aan bedrijven die een brug kunnen slaan tussen interesse voor de wereld én voor lokale knowhow. Door ‘gelijke’ internationale handelsrelaties, ver verwijderd van opgelegde strategische afhankelijkheden.



In een notendop

  • Europa is verzwakt, betreurt Olivier Dallemagne, door zijn verdeeldheid en een gebrek aan industriële visie.

  • Het is tijd om af te stappen van ‘alles in regels gieten’ om ons vermogen te herontdekken om collectief te handelen.

  • Relokaliseren kan, op voorwaarde dat we op Europese en niet op nationale schaal denken.

  • Internationale handel blijft essentieel, maar het machtsevenwicht moet hersteld worden.

  • De toekomst ligt bij lokale KMO, ondernemingsgeest uitdragen en verantwoorde consumptie.

  • Nieuwe consumptiegewoonten kunnen onverenigbaar lijken. Maar er bestaan samenhangende oplossingen voor.




ree




 
 
bottom of page