top of page

Étienne de Callataÿ: “De problemen in de horeca moeten ons niet tot wanhoop stemmen”

Étienne Callataÿ behoort tot de meest invloedrijke economen van het land. Hij steekt zijn ergernis over de verzuchtingen van de horecasector echter niet onder stoelen of banken, hoewel hij erkent dat het een moeilijk beroep is.
© Orcadia Asset Management.
© Orcadia Asset Management.

De horeca is een vitaal onderdeel van de Belgische economie. Hoewel ze op een aanzienlijk kleinere schaal opereren dan andere kmo's1, hebben deze spelers een domino-effect dat verder reikt dan hun leveranciers. Wel speelt de sector van de hotels, restaurants en cafés op het scherp van de snee: 27% van deze bedrijven werkt met verlies in België2.

Wat te denken van de kwetsbaarheid van de sector, maar ook van de veerkracht van bepaalde niet-traditionele ketens en modellen? Gondola Foodservice sprak met Étienne de Callataÿ, medeoprichter en hoofdeconoom bij Orcadia Asset Management, een specialist in vermogensbeheer.


De eerste inval die onze gesprekspartner wil delen gaat over het mediaoptreden van Belfius-baas Marc Raisière, dat destijds nogal polemisch overkwam. Gevraagd naar de gevolgen van de gezondheidscrisis, had de bankier het in feite over de noodzaak van een ‘herstructureringsgolf’ in onze economie, waarmee hij inspeelde op de komende faillissementen in de horeca.


“Per hoofd van de bevolking heeft België twee keer zoveel cafés en restaurants als Duitsland. Daar zullen zeker redenen voor zijn, maar we kunnen ons een economie voorstellen met de helft minder etablissementen. Dat zou niet het einde van de wereld zijn”, zegt Étienne de Callataÿ.


“De horeca blijft maar klagen”


Om zijn punt te onderbouwen, wijst Orcadia's hoofdeconoom op een paradox in de kranten. “In de media blijft de horeca maar klagen en op het terrein gaat de ene nieuwe zaak na de andere open. Dat is toch in een zekere mate incoherent. Als het zo moeilijk is, waarom er dan alles aan doen om nieuwe zaken te blijven openen?” vraagt hij zich af, zonder te verheulen dat hij weinig op heeft met een milieu dat uit de pas loopt met de eigen maatschappelijke deugden die sommige beroepsfederaties eraan toeschrijven.


“Begrijp me niet verkeerd: ik heb als zodanig natuurlijk niets tegen de sector. Mijn uitgangspunt is dat deze sector moet worden behandeld als elke andere. Niet meer en niet minder. En als er een probleem is, met socialezekerheidsbijdragen, de arbeidsmarkt of wat dan ook, moet er een transversaal antwoord komen voor de economie als geheel, geen eenmalige, op maat gemaakte maatregelen”, verduidelijkt hij.


Economen denken graag in termen van externaliteiten en externe effecten. Hij erkent natuurlijk de maatschappelijke troeven van restaurants en cafés. Ze brengen animatie en bevorderen het sociale leven. Tegelijk wijst hij op een belangrijk punt in zijn ogen dat in het publieke debat zelden aan bod komt. “De werktijden komen niet overeen met wat we met het oog op de volksgezondheid wenselijk achten. Avonden en weekenden zijn vooral bedoeld om te ontspannen met familie en vrienden. Maatschappelijk niet ideaal,” betreurt Étienne de Callataÿ.


Een economische activiteit met positieve effecten, maar ook met ernstige gevolgen waar we onvoldoende rekening mee houden.


Net als destijds de CEO van Belfius toont de econoom-vermogensbeheerder zich een aanhanger van een bepaalde Schumpeteriaanse visie en het bijbehorende principe van creatieve destructie, dat zegt dat crises de economie vooruit stuwen. Waarmee hij ook de angel uit het debat wil halen.


“De horeca heeft geen last van oneerlijke concurrentie”


“Dat een zaak dichtgaat moet ons niet tot wanhoop drijven”, waarschuwt Étienne de Callataÿ. “Een sector in moeilijkheden stemt mij evenmin wanhopig, tenzij er positieve externe effecten zijn, zoals bij cultuur. Sommigen doen er alles aan om Michelinsterrenrestaurants voor te stellen als het equivalent van een museum of een toneelstuk. Daar ben ik het niet mee eens. Ik heb een groot respect voor mensen die veel talent stoppen in het bereiden van een goed gerecht, maar dat heeft niet dezelfde maatschappelijke meerwaarde. ”


Tegelijk benadrukt hij dat ondernemingen met gelijke wapens moeten kunnen strijden en het slachtoffer niet mogen worden van oneerlijke concurrentie. En hij wijst sectorale beleidsmaatregelen met de vinger. Hij stapt niet mee in het discours over het stimuleren van de economische activiteit en geeft toe dat hij niet inziet waarom hier een specifieke ondersteuning nodig zou zijn.


“In tegenstelling tot andere sectoren heeft de horeca niet te lijden onder concurrentie uit bijvoorbeeld China. En wat de loonhandicap in België betreft. Daar volgt niet uit dat we de horeca moeten helpen, maar eerder dat we de lasten voor de economie als geheel moeten verminderen. Het is niet de horeca die ons concurrentiëler zal maken. Net zomin, om nog een stap verder te gaan, als het toerisme de motor zal zijn achter onze economische ontwikkeling. In Wallonië herhalen ze dat nochtans graag. Alleen zal Wallonië nooit een Venetië, Parijs of Londen hebben”, aldus nog Étienne de Callataÿ.


“De overheid tolereert fraude in de horeca”


Ten gronde: als liberaal econoom vraagt Étienne de Callataÿ gewoon dat activiteiten op dezelfde manier belast worden. Dat voor het ene werkuur geen andere sociale zekerheidsbijdragen gelden dan voor het andere. Alvorens zijn ‘heilige afkeer’ voor de flexi-job te bekennen. Ik vind dat intellectueel onaanvaardbaar. Flexi-jobs zijn een vorm van belastingvrijstelling voor sectoren waar we zwartwerk niet kunnen of willen bestrijden”, zegt hij, vooruitlopend op een breder debat over belastingontduiking.


“Als ik op restaurant ga, brengen ze me meer dan de helft van de tijd, om niet te zeggen vier keer op vijf keer, een pro forma ticket, met de vraag of ik een BTW-strookje wil. Ik vind dat onaanvaardbaar. Het is gedoogde fraude, met medeweten van de overheid. De MR is erin geslaagd dit electoraat aan zich te binden en wil daar nu op teren. Dat is pas om wanhopig van te worden,” klaagt de man die ooit adjunct-kabinetschef was van premier Dehaene (CD&V).


De fraudefactor blijft altijd moeilijk in te schatten. Étienne de Callataÿ zegt te denken dat hij dichter bij de 30 dan bij de 10% van de omzet zal liggen En zo komt het gesprek weer op het paradoxale van die sectorale grieven. “De sector klaagt, maar wordt eigenlijk schandalig goed behandeld. Ik beweer natuurlijk niet dat het in de horeca overal goed gaat, maar je moet wel beseffen dat de sector al een voorkeursbehandeling krijgt, met name door die gedoogde fraude, waarvoor geen rechtvaardiging bestaat. ”


“Dezelfde regels voor iedereen en moge de beste winnen”


De horeca is geen homogeen ecosysteem. Terwijl sommige ketens het moeilijk hebben, groeien andere dankzij de specifieke kenmerken van hun modellen, zoals blijkt uit de meest recente sectoranalyse van Gondola Foodservice, The Financial Anatomy of Horeca in Belgium. Bij de quick service restaurants (QSR) bijvoorbeeld, lijken ketens met monoproductformules het winnende trio gevonden te hebben op maat van de klant van vandaag: eenvoud, efficiëntie en comfort3. De vraag blijft of dit wenselijk, duurzaam en eerlijk is.


“Het is niet aan mij om te bepalen wie de race moet winnen”, relativeert Étienne de Callataÿ, die vooral pleit voor een gelijk speelveld. “De juiste houding is om te streven naar dezelfde sociale en fiscale regels voor iedereen en dat de beste dan mogen winnen. Zij die in een hoek hun eigen kleine café inrichten of zij die in een keten stappen.”


De hoofdeconoom van Orcadia Asset Management herinnert er ten overvloede nog eens aan dat inmenging de concurrentie verstoort. “Kijk maar naar de problemen bij Lunch Garden, waar ze kennelijk geen fan waren van stiekeme of schimmige toestanden rond arbeidskracht. Verstoringen zijn nadelig voor de spelers die zich aan de regels houden," zegt Étienne de Callataÿ.


En hij sluit af met een persoonlijke anekdote die nog eens de kwestie illustreert. “Ik ben bestuurder bij Spullenhulp. We hebben nagedacht over een solidariteitsrestaurant. We wilden dat doen met werknemers die een eerlijke verloning zouden krijgen, maar ook niets buitensporigs. Maar we realiseerden ons al snel dat we ons nooit staande zouden kunnen houden tegenover de voordelen van statuten als zelfstandige, flexwerker, student en, om een kat een kat te noemen, een gedeelte in het zwart. Wat hebben het project dan maar opgegeven.”

bottom of page